Bij een wandeling door de natuur in mijn omgeving zag ik vanochtend net als vorige week twee witte zwanen bij de rivier de Beerze zitten, vlak bij de Casterse molen. Ik was toen al verbaasd over de formidabele grootte van de twee zwanen die op een respectabele afstand van elkaar in het weiland verblijven. Ik ben onder de indruk van hun afmetingen, en de zuivere witte kleur waardoor ze zo opvallen in het groene gras. Als ik op internet info zoek over de zwaan en haar symboliek, lees ik op de pagina van ‘De Henk en Mia Leene Bibliotheek’ over de zwaan. Deze vogel is door de eeuwen heen een symbool geweest van edele reinheid, van koninklijke individualiteit en daarom gebruikt men hem als kenteken van Jupiter, de Heer der nieuwe opgang. Na een Saturnusjaar komt een Jupiterjaar, waarin de zwaan zijn regels schrijft en de mens een periode van rust binnen voert. ‘Zodra de zwaan zich spiegelt in het geestelijke meer heeft de mens een innerlijke strijd achter zich gelaten en wacht hij op een Aurora, dat zich in deze wateren zal weerspiegelen’. Ik ben geraakt door de symboliek van deze woorden, want ik heb mijzelf een periode van rust ingevoerd door mijn baan op te zeggen. Ik geniet van de wandeling en betrap me erop dat ik blije geluksgevoelens in mijn buik krijg als ik onderweg spelende mezen ontdek, die elkaar achterna zitten, kraaien elkaar uit de bomen jagen terwijl ze luid kra-kra-kra roepen. Duiven vliegen weg als ik te dichtbij kom en even verderop verbaas ik mij tot 2 keer toe over de v-vormige vlucht waarin ganzen op grote hoogte voorbijvliegen, hun komst en doorgang al gakkend aankondigend. De natuur blijft mij in haar excellentie wonderlijk vervullen. De zwanen zijn nu nog in mijn gedachten, hun schoonheid, hun pracht, hun zuivere witheid.