Afgelopen zomer stond er een oproep in de krant om mee te doen met de nationale stadsdichterswedstrijd van 2013. Ik had net een gedicht geschreven over mijn geboortedorp, en besloot mee te doen. Ik bekeek het reglement en het bleek dat je minimaal 2 gedichten op moest sturen. Ik ging een dagje naar Den Bosch, over deze stad wilde ik het tweede gedicht schrijven. Via het station liep ik langs de draak naar de oude binnenstad. Het is er heerlijk rustig en je komt langs de oude Mariënburg, de Kapucijnenpoort, en je ziet er de vele halvemaantogen van de Binnendieze. Daar had ik al eens een rondvaart over gemaakt en de stad ondergronds ervaren. Ik zag de oude gebouwen met afbrokkelende hoekstenen, de versierde trap- en klokgevels, de gietijzeren bruggetjes, een aards paradijs. Ik kwam op de Parade en liep langs de St. Jan. Hoe zou het zijn om de stad van boven te zien? Ik kocht een kaartje en beklom de oude toren. De geschiedenis hierover was intens en het getik van de klok liet de hartenklop van de stad horen. Boven zag ik het uitzicht over de stad met haar daken en torens, maar het mooist was het groen geschakeerd weidetapijt aan de rand van de stad. Ik had genoeg gezien en ervaren en ging naar het park Jeroen Bosch. Onder media kun je het gedicht lezenJheronimus, drie werelden in ééndat het gevolg van deze heerlijke dag was. Ik werd geen winnaar maar het gedicht werd wel opgenomen in de bundel ‘Niet van baksteen’, evenals het gedicht over Casteren, dat de titel kreegNu en ik.